KETTINGROKERS.
De paria’s in deze wereld worden nu beschouwd onder de rokers. Kijk om je heen en je ziet schuw iemand een sigaret ergens buitenaf roken, zich beschaamd voor het gedrag. Waren de meesten onder ons geen rokende milieuvervuilers.

De oude mannen naast mij zaten heerlijk te keuvelen in het voorjaarzonnetje terwijl ik mijn boterhammen zat te nuttigen in mijn korte pauze die de baas mij bij wet moest schenken. Beide oude heren zaten aan een sigaar te lurken en te roddelen over het huis waar zij beiden woonden. Het bejaardentehuis waar roken zo verboden was, dat zij zelfs niet op het terrein mochten roken want het personeel had geen tijd om de asbakken te legen als er bezoek kwam die niet rookten. Dus werd ook dit gebied tot “niet roken”gebied verklaart.
Tot groot ongenoegen van de oudjes die nog wel een sigaar of sigaretje wilden nuttigen. Maar de directrice van het tehuis had als tegenargument gereageerd dat een wandeling door de stad en zeker door het park de sociale contacten ook een goede invalshoek zou geven voor de bejaarden, zodat zij ook nog eens andere mensen tegen zouden komen dan alleen hun eigen buren van het tehuis.
“Last van mijn sigarenrook vrouwtje?”, vroeg de ene oude man vriendelijk aan mij.
De misselijkmakende geur van de sigaar tegenover een heerlijke boterham won het van mijn beleefdheid naar de oude man toe. “Nee hoor, puf maar lekker door”, sprak ik vriendelijk en nam nog een
smakelijke hap die mij natuurlijk totaal niet smaakte, het leek wel gerookte ham die jam die ik erop had.

“Daar waar wij wonen mag er niet meer gerookt worden, dus worden wij overal verbannen. In het café, het koffiehuis, de broodjeszaak. We lijken verdorie wel een stelletje paria’s”, mopperde de andere man. Hij nam nog een diepe haal van zijn sigaar en de volle mep rook kwam mijn kant uit, midden in mijn gezicht.
Een hoestbui werd mijn deel, doch de heren keuvelden verder zonder naar mij om te kijken. Ze hadden hun plicht gedaan en netjes gevraagd of ik bezwaar had. Natuurlijk maakt het mij niet uit of iemand wel of niet rookt. Eerlijk gezegd mag het niemand wat aangaan waarom iemand zijn of haar lichaam vergiftigd met die rommel waar elke regering aan verdient. Maar diezelfde regering verbied het wel op som van zeer grote boetes.
Hoe tegenstrijdig kun je zijn. Doe dan die sigarenfabrieken dicht, sluit al die tenten, compenseer de sigarettenwinkeliers en zoek een andere melkkoe. Daarentegen verbied de regering dat hun volk mag roken waar men wilt, nog even en je mag in je eigen huis niet roken, omdat deverzekering niet uitbetaald bij brand in en om het huis. Al die verboden slopen door mijn hoofd toen ik zo die twee oudjes lekker zag lurken aan hun sigaar.
De blauwe donkere lucht van de nicotine bleef door de zon hangen, er stond geen wind en ik zat er middenin. Stak zowat de moord, maar verdomde het om toch een andere plek op te zoeken. Ik was het met die oudjes eens. Ze werden overal verbannen, iedereen die rookte. Te gek voor woorden, doch aan de andere kant zat die “maar” mij meer op de maag dan het mogen van roken.
Ikzelf was vroeger een stugge damper, 25 sigaretten op een dag waren niets voor mij. Maar na het wegbrengen van 3 van mijn geliefden die stierven door de gevolgen van het roken ben ik gestopt. Ik heb de gevolgen gezien van het roken en wilde er niet aan kapotgaan. Maar van de week hoorde ik dat er een goede vriendin ook aan haar laatste eindje toe is, gevolg door het roken. Straks loop ik achter haar kist. Nummer zoveel en er zijn er al zoveel gegaan,
“Echt geen last wijfie?”, vroeg de oude man naast mij nog eens voor de zekerheid.
“Nee hoor, gaat rustig uw gang.”
“Ja, zo word je oud meis, zo zie je maar weer. Verbannen uit je kamer, Verbannen uit je eigen omgeving omdat de heren van de regering, die zakkenvullers, zichzelf wél rookkamers bedeeld hebben in hun gebouwen, daar mag het wel. Hoezo discriminatie!”

Hij mopperde nog wat verder terwijl ik mijn lunchpakketje opruimde in mijn tas deed en opstond. Vriendelijk groette ik hen en stapte op mijn fiets richting werk, waar dus ook niet gerookt mocht worden.
Hoe ironisch is het leven. Alle geneugten des levens worden de mens afgetroggeld onder het mom dat het ongezond is. Nee, de auto is gezond, de drank is gezond, de rekeningen die de mensen in de bus krijgen die zijn gezond voor je hart maar niet heus. Alles wat lekker is daar ga je dood aan. Zelfs aan seks, ook daar kun je dood aan gaan.

Wie kan mij een sigaret geven? Ik ben er weer hard aan toe. Als ik dan toch door de pijp gaan laat mij dan eerst de voorzet geven door de sigaretjes weer te proeven. Ben ik ook maar een paria net als al die andere mensen die aangekeken worden alsof het aliens zijn wanneer zij buiten staan te roken alsof zij stiekem de wereld vervuilen. Nee hoor lieve rookmensen, dat doen die fabrieken wel die ons voorzien van al dat lekkers waar vet enzovoort inzit, dat weer slecht voor je hart is. Zal ik nog even doorgaan?
Toch maar niet, ik stop mijn fiets bij een sigarettenzaak, twijfel toch nog even maar stap af en duik de winkel binnen, haal een pakje sigaretten en vol genoegen ga ik voor de deur uitgebreid een sigaret opsteken.
De eerste haal kost mij een gigantische hoestbui, de tweede haal een draaierig gevoel en de derde haal begin ik weer te voelen wat ik al die jaren gemist heb. De macht van de sigaret. De macht van het “erbij horen.”

Nu hoor ik bij de paria’s die overal en nergens buiten staan te roken.
Peuken langs de goot, maar ook dit heeft toch weer een goed doel. Het is het goede doel voor de werkgelegenheid, want door al die sigarenzaken die over de kop zijn gegaan kunnen zij weer werken bij de gemeente om hun eigen peuken op te rapen. En zo is de cirkel weer rond.
Roken? Goed voor een ieder die meerookt, het houd de economie draaiende en het zal altijd een rokend gordijn blijven, want als je niet rookt drink je lekker veel alcohol en als je dat niet wilt kun je altijd nog aan de drugs, kortom alles is goed om elke vorm van euthanasie uit te voeren zo jij zelf wilt.
Maak jouw eigen website met JouwWeb