
DE WANDELING
Langzaam liep zij het fietspad af, de fiets in haar ene hand en haar mobieltje in de andere hand.
“Geen bereik, lekker dan hier in de middle of nowhere” mompelde zij. Haar blik dwaalde rond en al wat zij zag was weiland, bos aan beide kanten en dat verschrikkelijke lange fietspad dat midden tussen de bossen aangelegd was.
“Welke figuur deze route heeft uitgevonden krijgt van mij dus nooit meer een uitnodiging voor een feestje” bromde zij voor zich uit. Het was warm, de zon scheen onbarmhartig op haar blonde lokken en haar gezicht begon zich al te kleuren door de brandende zon. Zij trok haar vest uit, propte die in een mandje achterop haar fiets, nam een slokje lauw water uit een flesje en zuchtend stapte zij weer op.
“Waar gaat de reis heen?”
De stem kwam ergens nergens vandaan. Zij schrok en keek naast haar. Daar stond een man, een man die te vies was om aan te pakken, zijn ongeschoren en onverzorgde baard in een helder kijkende en fris gezicht. Die tegenstrijdigheid deed haar stoppen. En de schrik van zijn zachte en rustgevende stem.
“Waar komt u ineens vandaan!” sprak zei verbaasd.
“Ik zag je zo om je heen kijken, dus dacht ik wel dat je verdwaald zou zijn.”
“Dat klopt wel, mijn hele fiets peloton is weg en ik weet bij God niet waar ik zit” sprak zei verbittert.
De hitte had haar er niet vrolijker opgemaakt en dan nog de schrik van die kerel die ik weet wel niet wat zou flikken als zij niet uitkeek. Vol kracht hield zij haar mobieltje in haar hand, want mocht hij iets proberen zou ze me daar toch uithalen!Zonder gevecht niet ondergaan!Ach, wat haalde zij zich in het hoofd, misschien was het wel de lokale gek van het dorp die hier aan de wandel was bedacht ze.
“God weet waar je bent en hij zal jou de weg wijzen meisje, geloof mij” sprak hij op plechtige toon.
Dit was voor haar het moment om te denken dat dit inderdaad de dorpsgek was. Dat die nog bestonden!
“Weet u de weg hier een beetje?” probeerde zij vriendelijk doch afstandelijk te blijven in de hoop dat hij haar wel de goede richting in zou sturen.
“Ja Jolanda, je moet gewoon richting het bruggetje verderop fietsen en dan links bij de wegen borden zie je het café waar je vrienden op je wachten” sprak hij met rustige stem terwijl hij gewoon met haar meeliep, heerlijk relaxed naast haar alsof het twee hele goede bekenden van elkaar waren. Jolanda kreeg aan de ene kant de kriebels van die engerd doch aan de andere kant stelde het haar gerust dat hij met haar opliep.
“Hé wacht eens even!”
En zei stopte radicaal, zette haar fiets op de standaard terwijl hij gewoon doorliep.
“Hoe weet u mijn naam en hoe weet u het van mijn vrienden?”
Ach, die hadden haar natuurlijk een geintje willen flikken door zomaar iemand te sturen, misschien wel een kelner van het terras om haar te laten schrikken. Zij was de groep ineens kwijtgeraakt tijdens een rustpauze toen ze even in slaap was gevallen terwijl de rest van de ploeg verder fietste en als afspreekpunt het dorpscafé aan de andere kant als verzamelpunt zou houden. Zij was natuurlijk weer de klos, zoals altijd. Maar deze reis zou zij het spelletje meespelen. Als hij maar geen enge dingen zou uithalen, zij was er klaar voor. Voelde nog even voor de zekerheid waar haar huissleutels zaten, daar zat een dikke sleutelhanger aan en daar kon je lekker mee uithalen én de mobiel. Nou mocht die knakker wat proberen zou zij strijdend ten onder gaan. Maar hij gaf geen antwoord op haar vraag en glimlachend wenkte hij haar om met hem mee te lopen.
“Laten we dit pad nemen, dat is korter naar de brug en dat scheelt zomaar een kwartiertje” sprak hij met geruststellende stem. Zij volgde hem gehoorzaam. Wat was dat nou? Een vreemde kerel achternalopen en die zij nog vertrouwde? Wat gebeurde er hier met haar! Zij zag zijn gehavende kleding, oude vertrapte schoenen, doch gladden mooie handen, haast te mooi. Deze man zou zo maar een pianist kunnen zijn met die lange slanke vingers van hem bedacht Jolanda.
Zwijgend liepen zij verder, maar ineens begon Jolanda toch te praten, de stilte maakte haar angstig.
“Hoe heet je eigenlijk?”
“Ach, is dat belangrijk, als je maar bij je vrienden komt.” was zijn vage antwoord
“Ja, dat is lekker, jij weet hoe ik heet, waar ik heen moet, waar mijn vrienden zitten."Hebben zij jou soms gestuurd om mij zoeken of zo?” vroeg zij verbaasd.
“Nee hoor, maar ik zag een verdwaalde lieve dame en bedacht dat ik die wel de goede weg op kon helpen.”
“Nou ja zeg” klonk het verontwaardigd, “dan kan je toch wel zeggen hoe je heet!”Je weet ook mijn naam en ik weet niet eens of ik jij of u moet zeggen!”
Een beetje beledigd trok zij haar fiets iets dichter tegen zich aan en ging wat langzamer lopen, ineens beseffend dat dit wel héél raar was. Zomaar een jonge vieze man in het bos die haar de goede weg wel even zou willen wijzen, zonder er iets voor terug te willen? Kwam dat heden ten dage nog voor? Zij kon zich er weinig bij voorstellen en besloot extra waakzaam te zijn. “Direct knijpt hij mijn keel dicht of weet ik wat nog erger” bedacht zij wrang.
“Nee hoor, wees maar niet bang, ik breng je gewoon naar waar je wezen moet en dan scheiden onze wegen weer,” was zijn antwoord op haar gedachten.
Dit werd te gek, kon die knakker ook nog gedachten lezen of zo?
“Als je hier rechtdoor het fietspad opgaat, recht op de brug af, dan zie je links van je gelijk het café waar je vrienden op je wachten zodat jullie de tocht verder kunnen maken.”
“Maar je kunt toch wel zeggen wie je bent, wat is dat nou, je weet verdikkie alles van mij.”
Haar toon klonk boos en ongeduldig. Door de warmte en de zwijgzaamheid van die stille kerel naast haar die haar niet eens bang maakte, hoewel zijzelf wel voorzichtig op haar hoedde bleef was er in haar geen spoor van angst te ontdekken. Vreemd, zoals eigenlijk deze hele situatie was.
“Nou meisje prettige dag verder en geniet van je leven, laat de zon in je hart en geef elke straal een bestemming om mensen gelukkig te maken,”sprak hij terwijl hij een bospad insloeg en zijn hand omhoog hield om gedag te zwaaien.
“Nou bedankt in ieder geval voor je aanwijzingen en tot kijk maar weer naamloze meneer,” riep zei hem enigszins met een hatelijke ondertoon na.
“Tjonge, is het zo moeilijk om je naam te zeggen?" Jezus man,wat ben jij een rare knakker,” mompelde zij voor zich uit terwijl zij weer op haar fiets stapte.
De man draaide zich om en glimlachte. Hij sprak voor zich uit “Zie je wel dat je weet hoe ik heet?”
©leny kruis
VOLGENDE VERHAAL IS----MET VROUWLIEF DE STAD IN, RAMPENPLAN INZETTEN....

Of ik even zin had om mee de stad in te gaan, mijn vrouwtjes pc bril lag klaar te wezen in de winkel. Ja, dat wilde ik wel, omdat ik gewoon geen spelbreekster wilde zijn en het schaatsen begon trouwens toch pas om vijf uur in de middag.
Wij met de auto de stad in, kom ik natuurlijk het eeuwige parkeerprobleem tegen en dat terwijl wij vijf minuten rijden van de stad wonen, dus lopend is het ook zeker te doen. Doch luiheid is My second name..gemakzuchtig eerder, maar oké dat mocht de pret niet drukken.
''Wacht jij even in de auto, dan loop ik even naar de opticien, is zo gebeurt'', sprak vrouwlief.
Ik wachtte netjes in de auto op vrouwlief en tien minuten later stapte zij weer in, met een nieuwe pc bril.
''Heb je zin om nog even mee naar de Xenos te gaan en de Voordeelshop moet ik ook nog even heen en misschien wil je nog een kop koffie met me doen in de V en D'', vroeg mijn vrouw met de liefste blik op aarde naar mij gericht. Dit alles in één adem zodat ik haar niet kon onderbreken, slimme doos.
Ik wilde alweer geen spelbreekster zijn, maar vroeg zakelijk wat ze dan allemaal nodig had.
''Nou, een spuitbus voor het toilet, jouw koffie is op en..".
''Ho maar, ik ga wel mee, we moeten ook nog even langs een telefoonwinkel want je kunt nog steeds geen sms'jes sturen met je toestel...'', en dat leek mij in dit geval veel belangrijker.
''Oké, laten we eerst naar de telefoonwinkel lopen, gezellig naar de markt en dan...''
Ja, vrouwtje had het al helemaal gepland. Ik had het kunnen weten. Dit zou een lange middag worden.
Wij naar een telefoonwinkel, toen even de markt op, ik met het idee om wat verse groentes te halen, mijn vrouw zag een schoenenzaak met aanbiedingen en weg was ze.
''Ik ga maar even pinnen'', sprak ik in het voorbijgaan. Zij de winkel in en ik de markt op, verderop ging ik even pinnen.
Terugkomend met tassen vol groentes en fruit stond vrouwlief nog steeds met een indianenlaars in de hand. Ik keek haar verbaasd aan.
''Wil je op één laars de wereld rond?" vroeg ik haar verbaasd..
''Nee, de verkoopster zoekt de linker er even bij, je weet dat mijn linkervoet iets groter is.”
Goed dan, het werd een vreselijke lange wandeling door die grote schoenenzaak en ruim vijftien minuten later stonden we buiten. Zonder laarzen. Verkeerde maat.
''Gaan we nu naar huis'', probeerde ik smekend. Ik voelde mijn surfplanken al op gaan zetten, nee ik had mijn wandelschoenen niet aan.
''Als we nou eerst even die boodschappen in de auto zetten, lopen we terug zo de stad in.”
Ach, mijn liefste wist het altijd zo goed te brengen. En mijn voeten begonnen te kloppen.
Wij belandden in de V en D, lekker kopje koffie gedronken, ik probeerde weer "moeten we nou echt naar de Xenos, wat heb je nodig dan?"
Ja, dat wist ze nog niet helemaal, maar ze moest in elk geval een koordje voor haar bril hebben.
''Die hebben ze toch niet bij de Xenos'?"
''Nee, dat weet ik niet, maar als jij vast naar binnen gaat loop ik voor de zekerheid nog maar even langs de opticien, die verkoopt ze op zeker". En weg was ze weer, onze shoptornado.
Ik de Xenos in, liep daar wat verveeld tussen het serieus winkelend publiek, zie ik daar mijn vrouw aankomen, met het koordje voor haar bril...
''Heb je nog iets leuks gezien", vroeg ze hoopvol. Hoe kan ze zoiets aan mij vragen, ik haat winkelen in de stad.
''Ik moet alleen olijven hebben, die zijn op'', lopend naar de olijven, in het mandje doen en richting kassa. Zo winkel ik, kijken wat ik nodig heb en pakken, betalen en wegwezen.
Uiteindelijk gingen we de winkel uit met een volle mand vol Italiaanse eetwaren, mijn vrouw is van Italiaanse afkomst en dat verloochend zich niet in de kookkunst die zij zo beheerst.
Mijn voeten voelden ondertussen aan als twee dekschuiten die niet meer op eigen kracht door het water konden varen...
''Ga je nou echt mee naar huis, ik ben het nou zat!" En vrouwtje zag dat het serieus gemeend was, knikte tevreden. Zij had haar bril, een koordje, kruiden, olijven, vier nieuwe soepkommen, en ik had mijn groeten en fruit. Op naar huis. Eindelijk.
Onderweg langs de gracht zie ik een grote menigte op de brug staan.
''Clau, kijk nou eens, daar is iets gebeurt, of er is nog iets aan de hand'', ik minderde vaart om te kijken naar wat al die mensen zagen, misschien kon ik helpen?
Een jonge knul stond met een grote steur van ruim één meter aan de waterkant te pronken met dat dier. Wat een kanjer zeg. Ik gelijk tegen Claudy “ Stap uit, maak een foto met je toestel, is leuk voor op mijn bloggie." Claudy uit de auto en net als tientallen andere mensen foto gemaakt met telefoontoestel, komt ze weer in de auto en wij zitten nog na te tokkelen over die vis.
Thuisgekomen wilde ik de foto in de pc zetten.
Nou mooi niet. Alles behalve die foto, had ze geen ruimte meer op dat kolere ding, alles zat vol.
Ik kon haar wel.
''Heb je niet even gekeken dan", vroeg ik een beetje boos. Mijn voeten waren de oorzaak van mijn onredelijk gedrag. Die schuiten waren helemaal opgezet.
''Nee, weet ik hoe dat ding werkt, ik ben al blij dat ik weet hoe ik moet bellen, en hoe ik nou kan sms'en.
Kortom, ik heb genoten van een leerzame, gezellige zaterdagmiddag.
Ondanks die pijnlijke surfplanken, ondanks dat gesjouw door de stad.
O ja, en nog steeds geen espresso...die zijn we vergeten te halen.

TANGO FROM THE MISSING LOVERS
^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^
DE ACHTERVOLGING BY LENY KRUIS
Haastig liep zij de stoep op en keek vluchtig over haar schouder heen, de angst was op haar gezicht te lezen. Bijna struikelde zij over de stoeprand, maar een langslopende heer kon haar nog net opvangen.
“Sorry”, mompelde zij haastig en trippelde verder op haar kleine naaldhakken. Een mondain type dat de man zijn hoofd deed omdraaien, een type vrouw waar je voor opzij ging, kortom een mooi exemplaar voor de jagende man die achter haar aan zat.
Zij keek weer haastig achterom terwijl zij snel verder liep en zag de man achter zich ook zijn tempo versnellen, zijn blik constant op haar gericht.
“Wat moet die kerel van mij”, mompelde zij zacht voor zich uit terwijl zij keek in welke winkel zij het beste onder kon duiken. Winkels zat, maar weinig mensen die binnen waren.
Opeens ziet zij een telefoonwinkel en rent naar binnen, het zweet staat op haar bovenlip en haar ogen staan angstig wanneer zij de verkoper aanklampt en dringend vraagt of hij snel de politie wil bellen omdat er een vreemde kerel achter haar aanzit. De verkoper kijkt naar de uitgang, door de winkel en ziet niemand behalve de angstige vrouw.
Hij loopt naar buiten en ook daar ziet hij niemand stilstaan en naar binnen kijken. Is deze vrouw aan het fantaseren geslagen? Zijn twijfel wordt nog groter als zij blijft aandringen op het bellen van de politie en een man beschrijft die hij niet eens buiten heeft gezien, nog niet eens iemand die op de beschrijving lijkt die zij hem haastig geeft. Maar haar angst is echt.
“Ik kan de politie toch niet bellen als ik niemand zie?”, zegt de verkoper vertwijfelt. Hij ziet de angst van de vrouw en alleen in de winkel voelt hij zich ook niet helemaal prettig. Temeer daar hij niet eens zeker weet of het wel waar is. Hij besluit toch de politie te bellen om het hen maar uit te laten zoeken.
‘Wacht u dan maar even, ik bel de politie wel”. Kordaat loopt hij naar zijn telefoon die achter de toonbank ligt en terwijl hij het nummer intoetst kijkt hij op en ziet nog net dat de vrouw als een schicht de winkel verlaat, een verbaasde verkoper achterlatend.
Zij rent door de straat als ze de man weer ziet die net uit een bakkerij aan de overkant de deur uitloopt happend in een bagel en een gluiperige lach van overwinning, alsof hij wist wat er zou gaan gebeuren. Langzaam genietend van zijn broodje slentert hij achter de mooie dame aan zich van niemand iets aantrekkend, alleen ook voor dat mooie schepsel dat straks de zijne zal zijn.
Alleen hij weet dat, zij moet maar even afwachten wat er met haar gebeurt. De vrouw versnelt haar pas en het zweet gutst nu over haar voorhoofd langs haar oren en loopt zo langs haar nek in. De vrouw trekt haar hakjes uit en snelt een smalle steeg in, zich niets aantrekkend van de rommel die men daar heeft neergegooid. Ze voelt de hete adem van die enge kerel achter zich. Haar mobiel wil ze niet gebruiken. Wie moet ze in hemelsnaam bellen! Haar moeder?
Die lacht al bij voorbaat, die kent haar dochter met die fijne fantasieverhalen die ze altijd maar weer verzint. Ineens voelt ze twee zware handen op haar schouders en woest wordt zij tegen de muur aangedrukt, harde vochtige lippen zoeken de hare. Zij wil gillen maar de adem wordt haar ontnomen door de ene hand van de man die hij voorzichtig doch strak tegen haar keel drukt. “Een kik en ik knijp door”, fluistert hij haar in de oor, terwijl hij direct daarna op haar oorlel knabbelt.
Zij is verlamt, totaal lamgeslagen door de snelheid van zijn aanval. Zij had hem niet zien aankomen, zij voelde zijn lippen en voelde hoe hij zijn tong in haar mond perste. Dwingend, gehaast en dominant liet hij haar merken wie er hier nu de baas was. Gillen was geen optie meer. Haar lichaam verslapte en traag gaf zij toe aan zijn hartstocht.
Al kussend voelde zij de grote handen van hem over haar ranke lichaam glijden.
“Wacht nou even tot wij thuis zijn, want direct worden wij opgepakt!”, sprak zij nu
“Ach wie ziet ons hier nou”, antwoordde de man.
“Nee, ik wil geen gedonder met de politie, kom het is leuk geweest, laten we het thuis afmaken!’ Zij trok haar kleding weer recht en haar schoenen aan keek even om zich heen, gelukkig geen mensen en gearmd liep het echtpaar richting auto. Voor vandaag was hun fantasie weer gevuld en de avond was weer een hernieuwde achtervolging. Geen saai huwelijk was ooit de afspraak. Met dit soort van fantasietjes kon het ook nooit saai worden.

FROGGIE
Een beetje troosteloos zat ik op het bankje in de tuin en volgde met mijn ogen een klein spinnetje dat als een speer heen en weer over de tegels rende. Charley had het diertje gelukkig nog niet gezien, anders was het eind van het spinnetje in zicht.
Ik zette mijn koffie naast mij op het bankje en keek eens rond, de bloemen stonden prachtig, de vlinderboom was ook bezig met de knoppen eruit te persen, het leek overal in de tuin wel een bevallingsafdeling.
Elke plant was bezig de knoppen open te persen in een warm flauw zonnetje dat voorzichtig door de lichte wolken naar beneden scheen. De warmte voelde prettig aan op mijn huid.
Ineens hoorde ik ergens naast mij bij onze vijver een stemmetje, een beetje pieperig "Hé, pst, hallo, psst." Verbaasd keek ik in het rond en toen weer naar de kant waar het geluid vandaan kwam. Ik zag niemand. Hoe kon het ook, Charley lag lekker onder de varen tegen de schutting aan te pitten en ik wist zeker dat ik alleen in mijn tuin zat.
"Hallo" riep ik zachtjes voor mij uit, ondertussen mijn ogen alle kanten uit laten rollen. Wist ik wat je kon verwachten. Misschien de buurvrouw? Maar nee, die had ik net aan de voorkant weg zien gaan, boodschappen doen. Wie of wat dan? En weer hoorde ik duidelijk "Hé, hallo, psst kom eens hier, psst,hé jij met die bril op." Nou werd het helemaal te gek. Dus duidelijk werd ik bedoeld, want ik was degene met een bril, mijn kat Charley had er geen een, da's iets wat ik dus zeker wist.
Voorzichtig stond ik op en liep op het geluid af. Bij de vijver aangekomen stond ik stil en hoorde niets meer, totdat.."hé pssst, ik zit hier" en onder de waterlelie kwam het hoofd van een kikker naar boven. Ik schrok me rot, een kikker die praatte? Een kikker die mij riep? Alles goed met Leen?
"Hé, blinde hier zit ik je ziet me toch wel" en de kikker sprong direct op het lelieblad. Het water in de vijver maakte rondjes rondom het blad. Ik schrok me rot en dacht dat ik droomde. En het feit dat ik bang voor kikkers ben maakte de zaak er niet echt beter op. '"Hé, vieroog kom eens wat dichterbij" sprak nu de kikker een beetje bazig.
Ja, goedendag misschien wilde hij dat ik hem of haar nog een kusje zou geven. Ammenooitenneverniet, de garoetjes. En dat schelden stond mij ook niet aan. Maar buiten alles ik stond hier wel met een pratende kikker midden in mijn tuin.
Het zweet brak mij uit.
"He', luister effe, kun jij niet eens..." en voor ik het in de gaten had viel ik de kikker in de rede.
"Hé, dat zeg je tegen een paard, ik heb een naam hoor!"
"Ja, maar als jij jezelf niet voorstelt is het moeilijk zomaar iets te roepen niet, ik kan je toch niet roepen als Oehoe juffertje"!
"Trouwens ik ben Froggie en zoals jij moet weten, heb jij mij die naam drie jaar geleden nog gegeven, weet je dat nog?"
Het zweet brak mij aan alle kanten uit, was dit de kikker die ik uit Charley's pootjes vandaan had gehaald, was dit de kikker die een lam pootje eraan over had gehouden? Ik werd even niet goed, begreep nog steeds niet dat ik hier tegen een kikker stond te praten. Was ik bezig om een soort van Dokter Doolittle na te bootsen?
Een beetje benauwd keek ik omhoog naar de ramen van de buren, links en rechts, want wat moesten zij wel niet denken als ik stond te praten tegen een waterput genaamd vijver? Want van die afstand was een kikker nooit te zien natuurlijk. Had ik weer. Maar gelukkig geen buurtje kijkuit.
De kikker begon verder te praten, die had natuurlijk de hele winter zijn kakel moeten houden en nu knalde hij er op los. Alleen begreep ik niet van mezelf dat ik als een zombie bleef luisteren. Ik werd echt bang.
"Nog nooit een pratende kikker gehoord?" vroeg hij mij. Ik knikte heel dom, durfde niks meer te zeggen.
"Oké, maar dit doe ik maar eenmalig hoor, het is dat jij mij ooit redde van die rotkater van jullie."
Ik onderbrak heb boos. "Charley is toevallig een lieve kater, wat weet jij daar nou van" en tegelijk was ik stil.
"Nou zoveel dat ik nu een slepend achterpootje heb dank zij die lieve kater van julie, het is gewoon een galbakkie van heb ik jou daar" en met dit statement was mijn mond direct gesnoerd, als die al open stond, spontaan viel mijn fietsenstalling dicht.
Charley had Froggie bijna het leven uitgeslagen met zijn pootjes, dus hoe haalde ik het in mijn hoofd om Charley te verdedigen. Hij vervolgde zijn verhaal met de mededeling dat hij vriendjes wilde worden met Charley maar dat ik er dan wel bij moest blijven, zodat hij af en toe een lekker badje kon nemen, zonder dat die harige pleeborstel ( dat zegt een gladjanus van een stuk zeep genaamd kikker) zijn poten eruit probeerde te rukken. Dat was zijn enige wens.
"Oké, ik zal hier blijven als jij in de vijver zit en als Charley toevallig ook buiten is zal ik hem bij je proberen weg te houden, afgesproken dan." Tja, wat moest ik anders zeggen.
Ik stond hier als een Mien met de korte achternaam te tokkelen met een kikker op een lelieblad in mijn eigen vijver. Kon het nog gekker? Ja hoor, dat kon.
"En o ja mijn naam is Leny, zodat je mij voortaan bij mijn eigen naam kunt roepen" meldde ik hem nog liep terug naar mijn bankje, waar mijn koffie ondertussen koud was geworden. Ik schudde meewarrig mijn hoofd, ik had mijzelf voorgesteld aan een kikker die al jaren onze vijver indook en Charley tot wanhoop dreef met zijn gezwem en Charley kon alleen maar naar het water kijken, was als de dood om in de vijver te kukelen.
En die kikker vroeg om een vredesoffensief van mijn kant?
Ik ging zitten en zag dat Charley zich lui uitrekte en traag op mij afkwam, hij nam een sprong en belandde naast mij op het bankje, terwijl hij de kom met koffie eraf gooide met zijn dikke togus.
"Kijk toch eens.."
Ik schrok en wreef in mijn ogen. Ik was in slaap gevallen, dacht ik. Door de gevallen mok koffie schrok ik natuurlijk wakker en Charley lag nog heerlijk onder de varen te pitten. Ik keek snel naar de vijver, alles in het water was rustig. Toch stond ik op en liep er heen, niet helemaal gerust. Had ik het echt gedroomd?
Ik keek in het stille water en ineens kwamen er bubbeltjes omhoog, alsof iemand bellen aan het blazen was in de vijver. "Ach, zeker een watervlo of vlieg, weet ik het" mompelde ik en wilde mij net omdraaien toen ik hem of haar zag. Froggie zwaaide naar mij en gaf mij een knipoog. Gillend rende ik naar binnen, een verbaasd wakkere Charley alleen in de tuin achterlatend. Die mocht Claudy later wel op gaan halen.
Dit is een verhaal uit mijn eerste boek Close Encounters en andere verhalen nog steeds te koop bij www.FreeMusketeers.nl
Maak jouw eigen website met JouwWeb