```````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````

DE WANDELING

 

Langzaam liep zij het fietspad af, de fiets in haar ene hand en haar mobieltje in de andere hand.

“Geen bereik, lekker dan hier in de middle of nowhere” mompelde zij. Haar blik dwaalde rond  en al wat zij zag was weiland, bos aan beide kanten en dat verschrikkelijke lange fietspad dat midden tussen de bossen aangelegd was.

“Welke knakker deze route heeft uitgevonden krijgt van mij dus nooit meer een uitnodiging voor een feestje” bromde zij voor zich uit. Het was warm, de zon scheen onbarmhartig op haar blonde lokken en haar gezicht begon zich al te kleuren door de brandende zon. Zij trok haar vest uit, propte die in een mandje achterop haar fiets en  nam een slokje lauw water uit een flesje en zuchtend stapte zij weer op.

“Waar gaat de reis heen?”

De stem kwam ergens nergens vandaan. Zij schrok en keek naast haar. Daar stond een man, een man die te vies was om aan te pakken, zijn ongeschoren  en onverzorgde baard in een helder kijkend en fris gezicht. Die tegenstrijdigheid deed haar stoppen. En de schrik van zijn zachte en rustgevende stem.

“Waar komt u ineens vandaan!” sprak zei verbaasd.

 “Ik zag je zo om je heen kijken, dus dacht ik wel dat je verdwaald zou zijn.”

“Dat klopt wel, mijn hele fiets peloton is foetsie en ik weet bij God niet waar ik zit” sprak zei verbittert.

De hitte had haar er niet vrolijker opgemaakt en dan nog de schrik van die kerel die ik weet wel niet wat zou flikken als zij niet uitkeek. Vol kracht hield zij haar mobieltje in haar hand, want mocht hij iets proberen zou ze me daar toch uithalen!!Zonder gevecht niet ondergaan!!Ach wat haalde zij zich in het hoofd, misschien was het wel de lokale gek van het dorp die hier aan de wandel was bedacht ze.

“God weet waar je bent en hij zal jou de weg wijzen meisje, geloof mij” sprak hij op plechtige toon.

Dit was voor haar het moment om te denken dat dit inderdaad de dorpsgek was. Dat die nog bestonden!

“Weet u de weg hier een beetje?” probeerde zij vriendelijk doch afstandelijk te blijven in de hoop dat hij haar wel de goede richting in zou sturen.

“Ja Jolanda, je moet gewoon richting het bruggetje verderop fietsen en dan links bij de wegen borden zie je het café waar je vrienden op je wachten” sprak hij met rustige stem terwijl hij gewoon met haar meeliep, heerlijk relaxed naast haar alsof het twee hele goede bekenden van elkaar waren. Jolanda kreeg aan de ene kant de kriebels van die engerd doch aan de andere kant stelde het haar gerust dat hij met haar opliep.

“Hé wacht eens even!” En zei stopte radicaal, zette haar fiets op de standaard terwijl hij gewoon doorliep.

“Hoe weet u mijn naam en hoe weet u het van mijn vrienden?” Ach die hadden haar natuurlijk een geintje willen flikken door zomaar iemand te sturen, misschien wel een kelner van het terras om haar te laten schrikken. Zij was de groep ineens kwijtgeraakt tijdens een rustpauze toen ze even in slaap was gevallen terwijl de rest van de  ploeg verder fietste en als afspreekpunt het dorpscafé aan de andere kant als verzamelpunt zou houden. Zij was natuurlijk weer de klos, zoals altijd. Maar deze reis zou zij het spelletje meespelen. Als hij maar geen enge dingen zou uithalen, zij was er klaar voor. Voelde nog even voor de zekerheid waar haar huissleutels zaten, daar zat een dikke sleutelhanger aan en daar kon je lekker mee uithalen én de mobiel. Nou  mocht die knakker wat proberen zou zij strijdend ten onder gaan. Maar hij gaf geen antwoord op haar vraag en glimlachend wenkte hij haar om met hem mee te lopen.

“Laten we dit pad nemen, dat is korter naar de brug en dat scheelt zomaar een kwartiertje” sprak hij met geruststellende stem. Zij volgde hem gehoorzaam., Wat was dat nou? Een vreemde kerel achternalopen en die zij nog vertrouwde? Wat gebeurde er hier met haar! Zij zag zijn gehavende kleding, oude vertrapte schoenen, doch gladden mooie handen, haast te mooi. Deze man zou zo maar een pianist kunnen zijn met die lange slanke vingers van hem bedacht Jolanda.

Zwijgend liepen zij verder, maar ineens begon Jolanda toch te praten, de stilte maakte haar angstig.

“Hoe heet je eigenlijk?”

“Ach is dat belangrijk, als je maar bij je vrienden komt.” was zijn vage antwoord

“Ja dat is lekker, jij weet hoe ik heet, waar ik heen moet, waar mijn vrienden zitten. Hebben zij jou soms gestuurd om mij zoeken of zo?” vroeg zij verbaasd.

“Nee hoor, maar ik zag een verdwaalde lieve dame en bedacht dat ik die wel de goede weg op kon helpen.”

“Nou ja zeg” klonk het verontwaardigd, “dan kan je toch wel zeggen hoe je heet!”Je weet ook mijn naam en ik weet niet eens of ik jij of u moet zeggen!”

Een beetje beledigd trok zij haar fiets iets dichter tegen zich aan en ging wat langzamer lopen, ineens beseffend dat dit wel héél raar was. Zomaar een jonge vieze man in het bos die haar de goede weg wel even zou willen wijzen, zonder er iets voor terug te willen? Kwam dat heden ten dage nog voor? Zij kon zich er weinig bij voorstellen en besloot extra waakzaam te zijn. “Direct knijpt hij mijn keel dicht of weet ik wat nog erger” bedacht zij wrang.

“Nee hoor wees maar niet bang, ik breng je gewoon naar waar je wezen moet en dan scheiden onze wegen weer,” was zijn antwoord op haar gedachten. Dit werd te gek, kon die knakker ook nog gedachten lezen of zo?

“Als je hier rechtdoor het fietspad opgaat, recht op de brug af, dan zie je links van  je gelijk het café waar je vrienden op je wachten zodat jullie de tocht verder kunnen maken.”

“Maar je kan toch wel zeggen wie je bent, wat is dat nou, je weet verdikkie alles van mij.”

Haar toon klonk boos en ongeduldig. Door de warmte en de zwijgzaamheid van die stille kerel naast haar die haar niet eens bang maakte, hoewel zijzelf wel voorzichtig op haar hoedde bleef was er in haar geen spoor van angst te ontdekken. Vreemd, zoals eigenlijk deze hele situatie was.

“Nou meisje prettige dag verder en geniet van je leven, laat de zon in je hart en geef elke straal een bestemming om mensen gelukkig te maken,”sprak hij terwijl hij een bospad insloeg en zijn hand omhoog hield om gedag te zwaaien.

“Nou bedankt in ieder geval voor je aanwijzingen en tot kijk maar weer naamloze meneer,” riep zei hem enigszins met een hatelijke ondertoon na.

“Tjonge is het zo moeilijk om je naam te zeggen? Jezus man wat ben jij een rare knakker,” mompelde zij voor zich uit terwijl zij weer op haar fiets stapte.

De man draaide zich om en glimlachte. Hij sprak  voor zich uit “Zie je wel dat je weet hoe ik heet?”

 

©leny kruis

foto leny kruis

September 2011

VOETSTAPPEN IN HET BOS.

door leny kruis ©

De jonge vrouw loopt met een rustig tempo de kalmte van het bos is. Alles rondom haar is rustig, stil, vochtig en de lichte mist in de verte op de weides maken dat zij zich waant in een paradijs vol van de geneugten van de komende herfst. 
Zij neemt het bospad, wijkt dan wat af van het vochtige gras en ziet de nu nog vele groene bomen hun bladeren langzaam loslaten en in de grond worstelen om opnieuw voor het volgend jaar de bemesting vast klaar te maken. 

Een kleine windvlaag om haar hoofd doet haar stilstaan. Zij kijkt verward om zich heen. Ziet niets en loopt door. Al zo vaak in het bos geweest met haar overleden man dat alleen zijn geen optie voor angst is, zij voelt haar man om zich heen. Een glimlach vult haar gezicht. Al haar warrige gedachtes laten zich hier helemaal los, ze gooit ze overal rondom haar. Zij wil alleen zijn , alleen met haar verdriet. Alleen met haar eigen ik, die ze dertig jaar met haar man heeft gedeeld, maar nu is ze alleen. Zelfs niet gezegend met kinderen, maar dat was een bewuste keuze van beide. 

Terwijl zij op het ruiterpad haar weg voorzet hoort zij ineens achter zich wat krakende takjes, voeten die het hout vermorzelen, doch heel voorzichtig. 
Zij kijkt verschrikt om en ziet niets en hoort ook niets meer. 
” Ach zeker verbeelding” denkt ze en loopt door terwijl ze toch steeds omkijkt en ineens ziet ze iets. 
Achter haar ziet zij ineens de sporen van grote schoenen, de ribbeltjeszolen in het zand en de hak diep ingedrukt. Doch niemand die erin zat. Ze staat stil en fluistert: 
“Wie is daar?’ 
Niemand die antwoord geeft en aan de angst wil ze niet toegeven. 
Zij loopt terug, richting de grote voetstappen en totaal niet bang, alsof ze het had verwacht. 

“Waar ben je, en wie ben je”, roept ze nu ietwat luider. Geen antwoord. 
Ze wil haar platte schoenen in de profielen van de ribbels zetten, maar het lukt niet. De ribbels trekken terug naar achter. Dan schrikt ze. Hier is iets niet oké. In gedachten vraagt zij zich af of het soms Gerard is en tot haar schrik en verbazing hoort zij zijn stem uit de richting van de ribbelschoenen. Het is haar man, het zijn de schoenen van hem doch waarom komt hij achter haar aan? Heeft ze niet genoeg verdriet? Ja dat weet hij wel, maar hij mist haar zo en wil haar nog één maal zien voor hij voorgoed naar het licht moet, alwaar er op hem gewacht wordt door hen die al voor waren gegaan. Maar hij hield zo van haar dat hij nog één maal gedag kwam zeggen. 
Verdomme hij zat gewoon in haar hoofd. 
De stem klinkt zo luid in haar hoofd, het is zijn stem, haar verwarring is compleet.”Ik hou ook nog steeds van jou en zal je nooit vergeten, maar waarom loop je achter mij aan, ik zie alleen jouw voetstappen, kan ik je niet helemaal zien?” 
Zijn rechterschoen ging heen en weer zo van “nee”. Dat is hun enige levendige communicatie, Dus sprak ze “ja is op en neer en nee is heen en weer, is voor mij wat makkelijker, dan die stem van jou in mijn hoofd." 
Zij veegt haar tranen af en voelt ineens zijn twee vingers die zacht in haar kin knijpen. Dat deed hij altijd voor het slapen gaan. Nu wist ze zeker dat het haar man was. Snikkend zakt ze zacht tegen een boom aan en schreeuwt het haast uit :”Ik mis je verdomme zo, waarom moest jij nou eerder gaan?” 

Ineens is het stil, de voetstappen met het ribbelprofiel lopen richting de weg, zij staat op en volgt hem snel. “Loop niet zo snel, ik kan je haast niet inhalen, wacht nou even..”, smeekt ze hem haast. 
Zij veegt ondertussen het natte gras en mos en wat takjes van haar vochtige jas en rent achter de voetstappen aan. Op de verharde weg aangekomen ziet ze niets meer, ze kijkt verward om zich heen en voelt de tranen nog over haar wangen. Dit was geen droom, dit was echt. Ze heeft die sporen van haar man gezien, ze heeft met hem gesproken via haar geest. Maar wat wilde hij haar nou echt vertellen? 
Misschien dat elke stap voorwaarts voor haar een stap dichterbij hem kwam? 
Huilend neemt ze de ze weg naar haar lege huis, nog eenmaal omkijkend in de hoop dat....Maar al wat ze ziet is het zand van het ruiterpad in de vorm van een ribbelprofiel. Hij was haar nog één keer komen bezoeken voor hij naar het licht ging. Zij begrijpt ineens de boodschap. 
“Jij moet doorgaat met jouw leven en langzaam kom je mij kant wel uit, heb geduld."