------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

 

Aarde

 

Doelloos lig ik hier in het donker te wachten. Waarop? Wie het weet mag het zeggen. Alles wat ik zie is duisternis om mij heen en de geur van vochtige aarde. Ik voel dat ik in een doos lig, een doos? Wat voor doos in hemelsnaam. Waarom lig ik als een soldaat in de houding plat in een doos die omringd is met satijn of gordijnstof? Het zweet breekt mij uit als ik bedenk dat ik misschien wel in een doodskist lig?

 

Hoever kun je gaan in je herinneringen wanneer de paniek overheerst? De angst van het weten, van het afvragen, van het juist niet begrijpen? Ik word bang, ruik ineens de vochtige aarde vermengd met zand en wil mijn hoofd optillen. Dan voel ik het deksel, een neuslengte van mijn hoofd. Ik kan zelfs mijn hoofd amper optillen en krijg kramp in mijn nek. Draai links en rechts en zie vaag alleen wat stof die ik met mijn vingers onderaan mijn lichaam voel, kan mijn armen niet eens omhoog halen.

 

Ik begin te schreeuwen, te huilen, schoppen aan het voeteneinde van de kist terwijl ik steeds dat zand of aarde op de kist hoor ploffen. Denk  dat ik gek wordt omdat ik weet dat hierboven mensen mij aan het begraven zijn. Ik voel dat ik het benauwd krijg en besef dat ik natuurlijk maar heel weinig lucht heb in die kist waar ik in lig te sterven.

 

Wat is er in hemelsnaam gebeurt! Wie heeft mij doodverklaard? Al die vragen maken een rondedans in mijn hoofd en geen enkele die mijn antwoorden gaat geven. Want niemand weet tenslotte dat ik nog leef.

 

Ik was altijd tegen mobiele telefoons, maar nu op dit moment zou ik zo graag een mobieltje bij mij hebben gehad om even te bellen dat ik nog leef.

Ik merk ineens de stilte van de aarde die op de kist is gegooid, hoor vaag heel in de verte stemmen of wat het ook is en ik begin weer te gillen als een bezetene die nog lang niet begraven wil worden.

 

Nadat hij bevrijd werd uit zijn graf was er een journalist die hem vroeg wat hij nu zo graag wilde na een tweede kans van leven. De man keek hem warrig aan en zei met zachte stem  “Ik zou zo graag een volgeladen mobiel mee de kist innemen als men mij weer zou begraven.”


©leny kruis 

 

ALLEEN

 

Hij droomt allang niet meer van het samen zijn, dat feest is voorbij. Maar de eenzaamheid die in zijn leven is geslopen benauwd hem des te meer. Niemand die er nog komt, niemand die er nog belt:”He alles goed ouwe reus?”

Nee, natuurlijk niet, altijd als mensen na jaren uiteengaan blijven er ook altijd mensen weg, alsof ze geen keuze kunnen maken. Maar verdomme, zijn eigen familie?

 

Kwamen ze dan voor haar of alleen voor hem? Kwamen ze uit beleefdheid of gewoon omdat het zo hoorde op verjaardagen en feestdagen? Nu hij alleen verder moest na een jarenlange relatie zag hij niemand meer. Begrip had hij er niet voor.

 

Natuurlijk zijn er altijd mensen die een keuze maken voor het ene of de andere, maar nog stommer is het dat zij er totaal buiten staan dus hoeven zij niet te kiezen. Hij kijkt eens in de spiegel en veegt het restant scheerschuim van zijn gezicht. Met een boog gooit hij de handdoek in de wasmand en begint te fluiten. Zomaar ineens.

“Wat kan mij die wereld verdommen, als ze niet meer komen of bellen blijven ze toch lekker weg!’ mompelt hij en resoluut gaat hij door met zijn ochtendroutine en fris en vrolijk komt hij in de voorkamer.

 

Daar overvalt hem weer die eenzaamheid, hij ziet de lege eettafel, niet gedekt voor het ontbijt, want dat doet hij allang niet meer. Zijn wenkbrauwen fronsend loopt hij naar de tafel, gaat zitten en draait een shaggie en met een grote lurk en lange uithaal blaast hij de rook de kamer in. Niemand die hem nog iets verbied, roken in zijn eigen huis, zonder de tuin ingestuurd te worden. Dat is wel een voordeel als je weer vrijgezel bent. Hij kan een glimlach niet onderdrukken.

 

Zijn koffiezetapparaat hoort hij stervende de laatste pruttels uitstoten en hij staat op om naar de keuken te lopen en zichzelf een heerlijk bak zwarte koffie in te schenken, zo zwart als het maar kan, dan maar slecht voor je hart. Rebels pak hij een beker en laat het kopje op het aanrecht staan.

Zo en zeg er nou eens maar wat van, ik neem eens een beker zwarte koffie, so what?

Zijn ex was er altijd tegen geweest. “Slecht voor je hart!”dus melk erin. Jan Doedel liet het maar zo, had geen zin in wat voor discussie ook, want op zijn werk dronk hij toch zwarte koffie.

Zijn slaafse gedrag naar zijn ex toe was beklonken door zijn liefde voor haar. Niets was te dol om het haar naar de zin te maken. Maar dat zij er misbruik van kon maken in de toekomst had hij nog nooit door zijn gedachten laten gaan.

Hoe verrast was hij niet toen hij hoorde dat zij al twee jaar een verhouding met zijn beste vriend had. Nou snapte hij ineens waarom hij niet meer aan haar mocht zitten, het was voor haar natuurlijk niet bij te houden twee kerels in een week.

“Daar ga je wel wijdbeens van lopen’ grinnikte hij voor zich uit terwijl die gedachte hem te binnen schoot.

 

Hij voelde een traan langs zijn wang en nog een en nog…ineens zat hij als een klein kind te snikken, zijn schouders schokten omhoog en omlaag. Hij wist niet te stoppen. Zijn eenzaamheid en verdriet hadden eindelijk een uitlaatklep gevonden. Het cynisme van de eenzaamheid die hij dagelijks tegenkwam sinds hij alleen woonde.

 

En niemand die hem een reikende hand aanbood, omdat niemand zijn verdriet van buiten zag, terwijl het van binnen aan het rotten was.

 

Liefde is mooi, liefde is pijn, liefde is gemeen, egoïstisch, maar zeker ook sterk om een mens te breken.

En hier aan de koffie zit een gebroken man die nog een draad zoekt om zijn leven weer op te pakken.

©leny kruis

©eigen foto

Maart 2013