DE TUINMAN.

De lege ogen van de man keken de vrouw aan. Zijn mond was een vormloze streep in zijn gezicht en zijn grauwe gelaat sprak van niets. Geheel totaal geen uitdrukking.
Hij gaf haar een slappe hand en knikte met zijn hoofd naar haar. Zwijgend nam zij zijn slappe hand en kneep er extra hard in om te laten merken dat zij niet bang was voor hem.
“Hebt u dit werk al eens eerder gedaan?” vroeg zij op bazige toon.

“Nimmer mevrouw', antwoordde hij met zachte stem. Hij hield nog steeds zijn gezicht naar beneden en durfde de dame niet aan te kijken. Was het verlegenheid of angst dat hij de baan niet zou krijgen?
“Tja, dan wordt het moeilijk, het is niet even zomaar iets dat je doet!” Sprak zei snibbig tegen de man die haar al direct een verkeerde indruk gaf. Hij zag er smoezelig uit met een vuile regenjas, vet haar, vaal en smerig gezicht, vieze handen, vuile nagels, vette lange broek en afgetrapte schoenen maakte zijn lange lichaam totaal tot een zwerver volgens de mening van de mondaine vrouw. En het enige dat zij zocht was een tuinman om de rommel op te ruimen. 

Van oude takken tot stukken boomstam die haar eigen tuinman al verwijderd had voordat hij door zijn rug ging. Die was eigenlijk ook veel te oud voor dit werk. Op de leeftijd van 72 hoor je lekker nog te genieten van je oude dag, maar die man was zo goed met tuinen en zat al zolang in de familie dat zij er niet aan dacht om hem weg te sturen, buiten het feit dat hij nog goedkoop was ook. 
'Weet u iets van tuinen?” vroeg zij de sollicitant.

“Ja hoor', glimlachte hij haar toe.

 “Die zijn meestal groen.” En over zoveel logica kon de vrouw niet heen. Zij gnuifde wat tussen haar neusgaten en voelde zich in de maling genomen, doch toen zij naar zijn bloedeloze gezicht keek dat serieus leek te staan betwijfelde zij de onoprechtheid van zijn antwoord. Hij meende wat hij zei. Misschien kortsluiting in zijn bovenkamer? Zij schudde wat met haar gepermanente hoofd en besloot de man maar een kans te geven om in ieder geval de tuin schoon te krijgen voordat morgen haar visite kwam. En dan moest alles in orde zijn. Zij had een status op te houden en zeker een mooie dure tuin te tonen.

“Nou zorg in ieder geval dat de bladeren van het grasveld zijn, de boomstronken van de hoop daar zo.”

En zij wees in de verte naar een hoop hout dat bestond uit allemaal oude dode bomen.
“Die moet je klein zagen en de stukken opstapelen, dat is voor de open haard. Maar zo opstapelen zodat het goed kan drogen. Dan nog de schuur opruimen, als je klaar bent met al het gereedschap dat je gebruikt. En alles wat je breek gaat van je loon af!” Haar toon was kribbig en met een air van: “ Ik bepaal wat er gebeurt” draaide zij zich om en liep met ferme pas het grasveld over richting haar villa.
“Mevrouw, riep hij haar nog na: Mevrouw mag ik tussendoor wel een kop koffie koffie nuttigen ten behoeve van de kracht om het hart door te laten pompen voor zoveel mankracht die dit werk met zich meebrengt?”

De vrouw stond stil en draaide zich verbaasd om. Die vent sprak me daar een volzin die kant nog wal raakte. Een bakje koffie vragen op zo een manier was wel héél apart en zeker voor zo een zwerver als deze vreemde figuur die zo uit een stripboek weggelopen zou kunnen zijn. Haar ogen werden schoteltjes.

“Denk je dat ik je koffiemeisje ben of zo?” vroeg zij hem.
“Nee, mevrouw totaal niets van dit alles, maar het is toch wel logisch dat je met zulk zwaar werk als je doet in een tuin, toch een versnapering in de vorm van een kannetje koffie of een broodje met lekker beleg aangeboden krijgt tijdens een verplichte pauze die wettelijk beschreven staat in de statuten.”

Haar mond viel open over zoveel volzinnen die zij totaal niet uit zijn mond verwachtte.

“Zeg luister eens, jij werkt voor mij, dat was toch de afspraak?”

 En dreigend liep zij op hem af. Woede over zoveel brutaliteit was van haar gezicht te lezen.
“Ja, mevrouw ik werk voor u tegen een uurloon waar een werkster nog niet eens haar wimpers voor af doet, dus heb ik alle recht van spreken en dat doe ik ook, dit is een vrij land en vrije meningsuiting is een groot goed!” Zijn toon was ineens krachtig en sterk en er kwam wat kleur op zijn gezicht. Nog steeds met zijn handen in de zakken gestoken was hij zeker niet van plan ook maar een hark in zijn handen te nemen, of de zaag te laten zagen.
Eerst moesten er wat werkconflicten op de werkvloer ( lees grasveld) opgelost zijn, wilde hij zich als tuinman voordoen.
“Ik vraag u niet veel, alleen een korte pauze tijdens het zware werk,  wat koffie en of zo u wilt een boterham met beleg, al is het maar hagelslag. Als u dit teveel is, verzoek ik u mij vast een voorschot op mijn salaris te geven dan kan ik in die koffiekeet daar langs de snelweg wel iets te eten en drinken halen. Het feit dat u mij gewoon niet in de keuken wilt is een ander feit, dan ga ik desnoods hier buiten of in de schuur zitten. Maar niemand zal heus zien dat u een goedkope zwerver als tuinman voor een dag inhuurt om wat klusjes op te knappen die u man net zo goed kan doen.”

“Haal even adem man, ik krijg het benauwd van al die zinnen die jij mij achter elkaar naar mijn hoofd gooit. En ik zie je niet als zwerver, ik schaam mij niet voor jou dus sta daar niet zo zielig te doen. Ik betaal je voor het werk en niet om je pauzes te vullen met eten en drinken, maar als jij dat wilt, ook dat gaat van je uurloon af. Zeg jij het maar!'

Zij had het nou wel gehad met dat stuk eigenwijs die zich opwierp als arbeider die misschien in geen jaren gewerkt had.

“Oké, dat is dan afgesproken, ik ga aan het werk en om een uur neem ik pauze tot half twee en dan continueer ik mij weer op de taken die u mij opgelegd heb. Ik beloof u dat aan het einde van de dag alles opgeruimd is, zodat u in alle tevredenheid terug kunt kijken op een goede samenwerking met mij!”

Hij draaide zich om en liep richting schuur. De vrouw met open mond en een verbaasd gezicht achterlatend.
“Hé, je vergeet de sleutel van de schuur”, schreeuwde zij hem nog na.

Een glimlach van oor tot oor was zijn deel. Kijk zij viel uit haar rol van mondaine rijke vrouw. Zij schreeuwde naar hem. En dat past niet bij een rijke dame, die schreeuwen niet, die mompelen of kloppen je netjes op de schouders om je zachtjes te vertellen wat je wel en niet goed doet. Deze mondaine vrouw had hem niet herkend. Zij was en bleef de sloerie van vroeger, zij was en bleef de slet van de straat die zich door de halve school in de wc's liet pakken omdat ze gewoon van seks hield.
Ook hij was ooit zover gegaan om met haar te vrijen in de toiletten van de hogere school. Maar het ging puur om de seks. Dat hij als advocaat was geëindigd en zij als rijke kakmadam, ach dat verschil zei hem niets. Maar dat zij nu even uit haar rol viel door te schreeuwen op haar eigen grasveld en dan snel om zich heen kijkend of niemand haar gehoord had? Het deed hem goed.
Zijn façade om met haar man de weddenschap aan te gaan dat zij hem nooit zou herkennen als een van haar vroegere lovers had hij grandioos gewonnen.
“Nou moet ik alleen uitkijken dat ik haar weer niet pak als zij in de schuur bij mij komt, want uit ervaring weet ik dat zij valt op kerels die zij niet de baas kan.”

Dus hij nam zich voor om zich dan alleen maar aan de weddenschap met de man des huizes te houden en zich alleen met de tuin aan de gang te gaan.

Dat was eigenlijk niet zo een probleem want zijn smaak was het allang niet meer, hij had nu een verhouding met haar man en daar viel veel meer bij te halen.
Vrolijk fluitend pakte hij de sleutels van haar aan en liep haast dansend naar de schuur om daar zijn weddenschap aan te gaan.
Dit zou een heerlijke avond voor hem en zijn minnaar worden.
Alleen al het feit dat hij de vrouw van zijn baas te slim af was geweest deed hem een genoegen.
Doch dat was toch al geheel aan zijn kant.

 ©Leny Kruis

 

 

 

DE EENZAME

 

Hij kwam van ver en dacht niet na tijdens het lopen door de bergen. Zijn adem piepte bij elke stap die hij deed. Zijn ouderdom had hem deze kwaal doen krijgen, zoals zoveel kwalen die de ouderdom met zich meebrengen, het slechte zien, minder horen, losse tanden, vlekken op de handen en armen van de ouderdom.

 

Toch kon je aan zijn gezicht niet zien wat zijn leeftijd kon zijn. Moeilijk te schatten, zijn witte haren en zijn zware stem deed vermoeden dat hij misschien wel in de 80 zou zijn, maar het zou ook zomaar 60 jaren kunnen wezen. De moeite van het weten was het niet waard, voor hemzelf in het minste, hij had zijn leven gehad, genoten, verdriet gekend, liefde gekend en zeker ook de hardheid die de mensen elkaar gunden, ook dat had hij zelf ervaren. Liefde was een groot begrip in zijn hart. Hij was zo opgevoed en wilde dit doorgeven aan al die hij liefhad en dat was de mensheid zelve.

 

Maar vaak werd zijn liefdevolle woorden die hij uitsprak aan wie wilde luisteren altijd verkeerd uitgelegd, dus snel en altijd  werd hij het dorp uitgejaagd. Hij was altijd op de vlucht voor juist de liefde die hij wilde overdragen voordat hij het nooit meer zou kunnen doen. De jongeren die hij wilde bereiken hadden geen tijd en lachten hem uit, de ouderen die hij wilde bereiken met zijn gepreek over de liefde in het leven zelf, zij vonden het maar een dorpsidioot die snel maar moest verdwijnen en zeker als er kleine kinderen in de buurt waren, je wist maar nooit met zo  een ouwe gek.

 

In de verte zag hij een rotspartij en besloot dat hij daar zijn middagdutje zou doen, heerlijk in de luwte van de schaduw, lekker rustig even bijkomen van de lange wandeling en daarna weer op weg naar nergens heen. Aangekomen bij de rotspartij wilde hij net gaan zitten op een groot rotsblok toen hij het geluid van een zachte stem hoorde die hem toeriep: Als je hier gaat slapen wordt je nooit meer wakker, loop door en verkondig je liefde voor de mens, stop niet voordat je meer dan tien levende wezens hebt verzameld die naar je luisteren!”

 

De oude man keek om zich een, boven hem, naast hem, maar hij kon niet ontdekken waar de stem vandaan kwam. Hij haalde zijn schouders op en dacht dat hij zich dat ingebeeld had, maar toch met enige reserves wilde hij net gaan zitten toen hij diezelfde stem weer hoorde: ”Ga nou door, je bent niet moe, jouw leven bestaat uit liefde en die geeft jou de kracht om door te gaan!” 

Verschrikt stond hij op en besloot toen maar verder te gaan tot het volgende dorp.

Daar aangekomen ging hij midden op het dorpsplein staan en verkondigde zijn liefde voor het leven, de natuur, wat de mens al niet te danken had aan Moeder Aarde, waar de dankbaarheid van de mens nu was en waar de liefdeloosheid vandaan kwam. De hebzucht van de mens wanneer er dukaten en goud in het spel waren, waar was de liefde voor de persoon die je grootbracht, die je voedde, die je lief had vanaf je geboorte?

In een vrij korte tijd stonden er meer dan vijftig mensen te luisteren naar hem, de menigte zweeg en luisterden met open mond en knikten als goedkeuring.

“Waar is de liefde, waar kan ik die vinden?” vroeg een vrij jonge man aan de oude man.

“Als je meegaat zul je zien dat de rij van liefdevolle mensen steeds maar langer wordt een magneet als een band zal als liefde aaneen blijven plakken als de mens maar volgt.  Al wat je hoeft te doen is de liefde die je in je hebt zelf door te geven aan de mens om je heen, wees onbaatzuchtig, wees niet gierig, blijf altijd jezelf, geef meer dan je krijgt, je krijgt alles dubbel terug in liefde, maar er zit ook haat en nijd tussen de liefde, scheidt het kaf van het koren en je zult gelukkiger zijn dan je nu al bent!”

De jongeman drong zich tussen de menigte uit en liep op de oude man af en ging naast hem staan.

“Ik ga met je mee als je het niet erg vind, ik wil de liefde prediken zodat ook anderen kunnen weten dat er meer is dan haat en nijd en afgunst en jaloezie!” 

Er viel een doodse stilte op het dorpsplein, langzaam ging de een na de andere man en vrouw richting de oude man, als een blok stonden zij achter hem, naast hem, voor hem, als beschermelingen van de man die even niet wist wat hem overkwam.

De stem die hij gehoord had bij de rotspartij had gelijk gehad, hier zat meer achter. Ineens was daar een grote groep die glimlachend zichzelf aan elkaar voorstelden en elkaars hand vasthielden alsof het al jaren vrienden van elkaar waren.

De oude man knikte de weinige luisteraars die er nog stonden toe en zei tegen zijn nieuwe volgelingen: “Volg mij en laten wij samen de liefde prediken, zoals al eeuwen voor ons iemand deed!”

Langzaam kwam de stoet in beweging, steeds meer mensen sloten zich bij de rij aan, de oude man had een grote glimlach om de mond.

De liefde had toegeslagen, de mens werd weer mens.

 

©leny kruis

  

 

Februari 2014