ALTIJD MAAR NOOIT.

 

 

Mijn jongste zusje Wilma mopperde altijd dat zij nooit die lekkere jus kreeg die mamma altijd over de stamppot andijvie kreeg, of welk gerecht er ook met jus besprenkeld moest worden. Toen mijn moeder nog leefde stond ze met haar grote neus altijd in de pannen te kijken wat ze nou wel niet goed deed, want elke keer kwam er een bak met gebruind water op tafel in plaats van die lekkere jus die mijn moeder altijd voor elkaar kreeg. Ach ja, ik heb regelmatig ook een poging gedaan, maar zelfs mij lukte het niet. Met of zonder Croma of Blue band het ging gewoon niet. Dat zijn van die ouderwetse trucks die je een kind niet aan kunt leren al doet een moeder nog zo haar best. Of mijn moeder ( altijd in voor een geintje) heeft haar in de maling genomen wanneer ze kwam kijken hoe de jus van moeders nou zo lekkerder was als die van haar. Temeer daar mijn zwager al gedreigd had om voortaan maar bij zijn schoonmoeder te eten, want door die bak met gekleurd water, genaamd jus, werd het gestampte eten er ook niet smeuïger op. Menig ruzie is hieraan vooraf gegaan, voor het diner suprême.

 

Tot aan haar dood is het niet gelukt, mijn moeder niet om het Wilma te leren en mij net zo goed en Wilma niet om het goed te krijgen, altijd maar klagen dat het niet te verstouwen was, zo droog als gort. Het geheim zat hem gewoon in een heel ouderwets gebbetje dat mijn moeder altijd deed, maar eigenlijk dat niemand daar ooit op lette. Met zo een volle tafel met kakelvee en een vader die de boel moest handhaven om enigszins nog met zijn oudste zoon over de handel te praten, nam mijn moeder de gelegenheid te baat om even een klodder margarine door haar eten te kwakken, vond ze zó heerlijk.

 

Dat geheim vertelde ze mij met een lach van oor tot oor op haar sterfbed. Ik moest ook lachen, niet alleen omdat ik geen margarine of boter lust, maar dat Wilma er zelf niet op was gekomen net als ik trouwens. Het zat hem ook niet in de boter of margarine, maar het beetje water dat je gebruikte. Wat wisten wij nou? Niks toch! Moeders kookte altijd, of mijn vader en de kinderen konden allen heerlijk koken, alleen die verrekte jus kwam maar bij niemand tot het recht dat Moeder Overste zoals wij haar altijd noemde, op haar naam kon schrijven. Ik heb na haar dood in 1985 eigenlijk nooit jus meer gegeten, ook omdat ik ziek werd en het niet eens mocht hebben, maar Wilma heeft tot aan haar dood met van alles geprobeerd om de jus van mijn moeder proberen na te maken. Zij stierf zonder te genieten van een prakje stamppot zonder de heerlijke jus van onze moeder. Misschien dat ze nu boven het geheim wel vertelt. Ik zie mensen met pakjes jus en blokjes en weet ik wat allemaal in de supermarkt lopen om de jus zo lekker mogelijk te maken. Maar ja bij moeder is toch altijd alles beter, daar kan niets aan tippen. Want mijn vrouw is chef-kok en die houd niet van jus maar ook zij kwam met een klodder margarine door de stamppot vóór de jus klaar was. Dus ook zij kende het geheim. Alleen zijn wij vergeten het aan Wilma te vertellen. Ach, dat zal mijn moeder inmiddels al gedaan hebben daarboven. Die hadden gelukkig nooit geheimen voor elkaar.

©

leny kruis

 

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

 

ANGST

 

Het is de stilte die heerst, de stilte voor een storm die nergens aangekondigd is. Het is de uitgang die ik zoek, maar verdomme waar zit de deur! De angst knijpt mijn keel bijna dicht als ik over en onder mij allemaal draden zie, die spinnen zich om mijn lichaam heen. Ben ik nou gek aan het worden? Er zitten vreemde mensen in mijn hoofd, ik hoor ze praten, door elkaar. Donder toch op, laat mij met rust ik wil alleen zijn.
Wat heeft dit alles te betekenen? Ben ik niet goed, heb ik een neurose? Ben ik bezig gek te worden? Maar wat is gek en wie vertelt mij wat er gebeurt. Hoe vertel ik iemand wat ik voel, wat ik bedoel als ik zeg dat er andere mensen in mijn hoofd praten, die zelfs mij opdrachten geven die ik natuurlijk niet uitvoer. Tja, ik ben niet gek! Ik zie de spinnen toch lopen over mijn lichaam? Ik voel de schorpioenen kruipen langs mijn benen en ze glijden steeds weer naar beneden, omdat de draden van de spinnen zijn en zij willen geen indringers in hun hartige hap die ik voor hen ben. Ze rollen mij helemaal in, mijn mond durf ik niet open te doen, want stel dat er een spin in kruipt. Of een zo een dikke worm die ik ook al zag. Of was dat een duizendpoot? Als ik mijn ogen heel voorzichtig sluit hoop ik niet dat zij die opentrekken om ook mijn ogen blind te maken voor de rest wat er misschien nog komen gaat. Ik voel mij echt een cocon. Dat ben ik ook. En de stemmen in mijn hoofd gillen dat ik iets moet doen. Maar ik ben verstijfd van angst voor al deze enge dieren. Ze zijn met duizenden en ik weet niet waar ze vandaan komen.

Ineens hoor ik vaag de televisie van de buurman die rechts naast mij woont. Zou ik gedroomd hebben?
Mijn ogen voelen zwaar aan, ik kan niet helder meer denken, dan hoor ik ineens de telefoon naast mij. Ik schrik en duik er gelijk op.


"Mam ben jij dat?”

Ik schreeuw het als het ware door de hoorn.
"Ja meis, wat is er?”

Haar stem stelt mij gerust, maar de hare klinkt ongerust.
'Mam kom alsjeblieft even langs, ik had zo'n nare nachtmerrie.”

 En ik vertel haar van de draden over mijn lichaam, de stemmen in mijn hoofd en de opdrachten die diezelfde stemmen mij geven, rare opdrachten, onmenselijke opdrachten alleen ik weet niet meer wat voor taken ik uit moet voeren. Ik stotter en huil tegelijk terwijl ik mijn moeder vertel van mijn nachtmerrie.
Want ik was in slaap gevallen op de bank en had het gedroomd.
Het enige dat mijn moeder met een geruste stem zegt door de telefoon: "Liefje neem nu maar weer gewoon je medicatie in en dan gaan die stemmen weer vanzelf weg en die spinrag verdwijnt als sneeuw voor de zon, pak een glas water, mamma blijft aan de telefoon terwijl jij je medicatie inneemt.”

 

Ik haat die medicatie, zij maken mij tot iemand die ik niet ben, maar zonder die pillen ben ik helemaal niemand, durf dan niet eens de deur uit en hoor en zie overal dieren en mensen in en om mij heen. Ik ben geen moment eenzaam, maar die eenzaamheid maakt mij kapot.
Zij stelt mij gerust en ik pak mijn medicatie die ik van de psychiater heb gehad, die ik eigenlijk elke dag in moet nemen, anders functioneer ik niet normaal volgens hem. Heeft die dokter toch gelijk gehad en ik ben blij dat mijn moeder elke dag even belt, zomaar voor een praatje.

Het maakt mijn angstige wereld weer een beetje minder bang, alleen al door een telefoontje.

 

© Leny Kruis